Het huidige gerechtsgebouw te Oudenaarde is een neogotisch gebouw (Brabantse Gotiek) hetwelk dateert uit het interbellum.  Een gerechtsgebouw in neogotiek optrekken was niet zeer gebruikelijk in deze periode omdat deze stijl met de kerkelijke architectuur vereenzelvigd werd.  In 1922 werd de bouw aangevangen van het justitiepaleis dat een indrukwekkende voorgevel heeft.  De werken werden in 1925 voltooid. Het gebouw werd opgetrokken op de plaats van het voormalige klooster van Sion.

Dit klooster van de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Sion vond zijn ontstaan in het begin van de 12de eeuw (circa 1100) op de Eindries, een slecht befaamde noordoostwijk van de stad buiten de stadsmuren, bestaande uit weide en heidegrond.  Rond 1454 verlieten de zusters om oorlogsredenen hun klooster op de Eindries en werd de vestiging met nieuwe kapel binnen de stadsmuren gebracht op de rechtse Schelde-oever, in de nabijheid van het kasteel van Bourgondië.

Bij de belegering van de Fransen in 1745 werd het klooster beschoten en werd het gebouw (met uitzondering van het kerkgebouw) volledig door brand vernield. Tijdens de Franse Revolutie werden de gebouwen van het klooster verkocht en gesloopt.

Midden de 19de eeuw verrezen op deze terreinen een gevangenis, de gendarmerie, een militaire bakkerij en een tempel van de protestanten.  Het oorspronkelijke kerkgebouw van het klooster van Sion werd geïncorporeerd bij de gevangenis.

De Franse Revolutie maakte een einde aan de oude en ingewikkelde feodale structuren met talrijke afzonderlijke rechtsmachten, afhangende van vorst (adel), kerk (bisschop) en volk (stad).  Er wordt een meer moderne, onafhankelijke en geüniformiseerde rechtsmacht in het leven geroepen, die haar bestaansreden en gezag put in de nationale soevereintiteit.  Het gerecht wordt een nationale instelling bij uitstek met betere structuren.

Tijdens de Franse Revolutie werden districtsgerechtshoven opgericht die de voorgangers waren van de rechtbanken van eerste aanleg, welke in 1800 in alle arrondissementen tot stand kwamen.  Aanvankelijk huisde de nieuwe instelling in het voormalig kasselrijhuis (huidig OL-Vrouwcollege).  Dit gebouw was als bestuurszetel voor de kasselrij Oudenaarde opgetrokken.  Het was een soort van districthoofdplaats van het Graafschap Vlaanderen met bestuurlijke en rechtsprekende functie door de schepenbanken (gezworenen) en baljuws.   De kasselrij zelf werd eveneens met de Franse Revolutie afgeschaft.  Het gebouw diende in 1800 als hotel.  Een ruime zaal werd er voor de meest diverse doeleinden gebruikt: schouwburg, feestzaal en onder andere gerechtshof.

In 1817 werd het oud kasteel van Bourgondië als gerechtshof ingericht en dit tot in 1824. Het kasteel van Bourgondië was een versterking gebouwd door Filips de Stoute (1385).  Oorspronkelijk bestond de versterking uit een omwalling met vier hoektorens, waaronder een donjon, een middeleeuwse woontoren. In 1415-16 liet Jan zonder vrees de versterking veranderen en twee torens bouwen, de zogenaamde Perretoren op de linkeroever en de zogenaamde Bourgondische toren op de rechteroever. Een brug verbond beide torens met elkaar. Heel dit complex maakte deel uit van de stadsversterkingen (1415). Hij vestigde in het kasteel de Raad van Vlaanderen.

In de 15de eeuw evolueerde de versterking naar een residentieel kasteel met kleine binnenplaats.  Filips de Goede vergrootte de burcht en maakte er een prachtig slot van. Het werd ingericht als woonplaats van de hertogen van Brabant door Filips de Goede.  Hier verbleven onder andere de toekomstige Lodewijk XI van Frankrijk, Keizer Maximiliaan Van Oostenrijk (die ook voor Oudenaarde belangrijk is geweest, want van Oudenaarde naar Mexico getrokken vanop het Tacambaro – standbeeld van zijn echtgenote), Keizer Karel (tijdens het beleg van Doornik in 1521) en Filips II in 1557. Tijdens zijn verblijf in 1521 heeft Keizer Karel Johanna Van der Gheynst van Nukerke, die in dienst was van de gravin de Lalaing (echtgenote van de gouverneur van de stad) zwanger gemaakt. Negen maanden later schonk zij het leven aan een meisje dat als Margaretha van Parma (1522-1586) een belangrijke rol in de geschiedenis zou spelen.  Zij werd in 1529 erkend door keizer Karel V. In 1559, hetzelfde jaar dat Filips II voorgoed vertrok uit de Nederlanden naar Spanje, waar het koningschap zijn aandacht opeiste, werd Margaretha benoemd als landvoogdes der Nederlanden. Toen Filips II in augustus 1567 de hertog van Alva stuurde om met militair geweld het gezag te herstellen, de inzet van de Inquisitie te verhevigen en nieuwe hoge belastingen te vorderen, legde Margaretha uit protest haar ambt neer. Zij keerde terug naar Italië.  

In 1572 werden 5 priesters uit de kasteelvensters geworpen door de rebellerende protestanten en zij verdronken als martelaren. Het kasteel van Bourgondië deed later dienst als militair hospitaal, schoolgebouw, Vredegerecht en stadsbibliotheek om tenslotte in 1967  gesloopt te worden voor de Scheldewerken (verbreding van de Schelde).

Naast het kasteel van Bourgondië werd in 1824 een volwaardig justitiepaleis in gebruik genomen. Het eerste gebouw stond op de gronden van het voormalige klooster van Sion en had ongeveer dezelfde afmetingen als de huidige constructie.   

De eerste helft van de 20ste eeuw werd getekend door twee wereldoorlogen.  Vooral de eindbombardementen van 3 november 1918 waren fataal voor het gebouwenpatrimonium en de bruggen van de stad Oudenaarde.  In het bijzonder de Sint-Walburgakerk, het Stadhuis, het station, het gerechtsgebouw en de gevangenis werden zwaar beschadigd.

In de periode 1918 tot 1925 werd het gerechtsgebouw tijdelijk ondergebracht in het kasteeltje van het Park Liedts.

Het vernielde gerechtsgebouw werd vervangen naar het ontwerp van architect Henri Valcké  door het imponerende huidige gebouw, hetwelk plechtig ingehuldigd werd op 1 oktober 1925.

Het gebouw is opgericht met oorlogsschade vanaf 1922 (zie datum in Romeinse cijfers op de voorgevel gebeiteld), samen met de ingang van de gevangenis.

Het gebouw kreeg aldus een eclectische en historiserende vormgeving in de geest van de profane Brabantse gotiek.  Het gebouw getuigt dus van een vermenging van verschillende invloeden.

Zo is de opbouw in drie niveaus klassiek te noemen.

Het onderste niveau werd als onderbouw of sokkel opgevat voor de twee andere en werd met hardsteen bekleed zodat een indruk van stoerheid ontstond.

De twee hoofdniveaus langs de Schelde werden met luxueuze zandsteen bekleed.  Voor de andere vleugels daarentegen wendde men een heel wat sobere baksteen aan.

Het gebouw is een ruim complex, gebouwd rondom een kleine binnenhof met een indrukwekkende voorgevel.  Het is twee bouwlagen hoog onder een schilddak van leien en is versierd met talrijke dakkapelletjes in twee registers.

Er is een symmetrische gevelindeling met een centraal poortrisaliet van twee traveeën, uitlopend in een trapgevel en twee geaccentueerde hoekpartijen met topgevels.  De portiek is Tudorboogvorming met een steile arduinen trap in neogotische omlijsting. 

Elk niveau heeft zijn eigen soort vensters.  Beneden zijn ze laag en vormen ze langwerpige drielichten.  Op de tweede bouwlaag hebben ze de vorm van korfbogen en op de verdieping zijn het kruisvensters.  Overal bestaat het raamwerk uit kleine roeden, een indeling die helemaal niets te maken heeft met de gotiek maar eigenlijk typisch is voor de 18de eeuw.

Ook het interieur getuigt van diverse invloeden.  Vanuit de kleine vestibule betreedt men de inkomhall die door natuurstenen zuilen met koolbladkapiteel in twee beuken verdeeld wordt. De lange gangen en de trappen ademen een soort gewijd karakter uit dat een klooster of een hospitaal oproept.

Vanuit de inkomshall zijn de drie rechtszalen toegankelijk.

Verrassend is het voorkomen van diverse houten portalen die een klassiciserende omlijsting hebben, welke er duidelijk op gericht is de waardigheid van de ruimten die ze afsluiten te benadrukken. 

Het rijk geschakeerde marmerwerk dat de muren van de gangen bekleedt, doet het wat schraal karakter van de neogotische vormen vergeten.

De toegang naar het eerste verdiep gebeurt via de trappen met ijzeren leuningen, dewelke gesmeed werden door de Gentse kunstsmid  Isidoor Blancquaert.

De gaaf gebleven interieurdecoratie van de drie gerechtszalen, allen verfraaid met allegorische schilderingen op doek door Bruno-René De Cramer (1876-1951), zijn eveneens opgevat in een afgezwakte eclectische stijl en aangevuld met eigentijdse elementen met het hoofdaccent op de wandschilderingen.

Het sobere maar stoere eikenhouten meubilair heeft bijna ontijdelijke vormen.

In de Correctionele zaal prijken de allegorieën van:

  • de Charitas (liefdadigheid) met kind en hoorn des overvloeds;
  • de Justitia (recht) met blinddoek, zwaard en weegschaal;
  • Prudentia (voorzichtigheid) met spiegel en zandloper
  • Fortitudo (sterkte) met olifant en draak
  • Lex (wet) met zwaard en codex
  • de Veritas (waarheid) met fakkel en masker

De wapenschilden zijn deze van de verschillende gerechtelijke kantons Oudenaarde, Ronse, Ninove (toenmalig) en Geraardsbergen (vooraan), Sint-Maria- Horebeke en Nederbrakel (links vooraan), Herzele en Zottegem (achteraan). Dezelfde wapenschilden komen ook voor in de burgerlijke kamer.  In de ongeschonden bewaard gebleven wandversiering van de gehoorzaal van de burgerlijke rechtbank ziet men de belerende opschriften ‘VERHEF HET RECHT’ en ‘VOORKOM HET ONRECHT’.  De zaal van de Politierechtbank is eenvoudiger versierd.  De schouw wordt geflankeerd door kleurrijke wandschilderingen met de allegorische voorstellingen van de Gerechtigheid en de Wet, gesymboliseerd door twee vrouwenfiguren in sierlijke gewaden en voorzien van de gebruikelijke emblemen.

De muurschilderingen van de frontmuren bakenen in elke zaal een verkleinde schoorsteenmantel in neogotiek af, waarvan de mantel met een kruisbeeld bekleed is als hoogste hiërarchisch symbool van het recht. Met deze mantels blijken effectief schoorstenen overeen te stemmen en moeten hieronder dus kachels gestaan hebben.

De bij het gerechtsgebouw aanleunende celgevangenis dateert van 1904-1908 en vertoont een vereenvoudigde vorm van het toenmalige bouwtype.  Er zijn twee vleugels in neogotische stijl van telkens driebouwlagen in een Y-vormige aanleg.  Er is tevens een dubbele ommuring voorzien om de gevangenis af te sluiten van de buitenwereld.  De vormgever van de gevangenis was de heer L. Bouckaert.